Administratieve regeling betreffende bijstand tussen België en Frankrijk
Wat bepaalt deze regeling?
Desbetreffende risico's
In geval van een recurrent risico (brand, verkeersongeval, bijstand aan personen in gevaar, ...) of een punctueel risico (ernstige overstroming, industrieel of technologisch ongeval, ...) in een grensgebied, kan de bevoegde Belgische of Franse instantie bijstand vragen aan het andere land. Grote risico's zoals een SEVESO-ongeval of een nucleair ongeval zijn niet in de regeling opgenomen omdat ze onder een bestaande overeenkomst vallen.
Lokale uitvoeringsprotocollen
De lokale uitvoeringsprotocollen voor het uitvoeren van de regeling kunnen worden gesloten tussen de Belgische hulpverleningszones (voor recurrente risico’s) of de gouverneurs van de Belgische provincies (voor de punctuele risico’s) die grenzen aan Frankrijk en drie Franse diensten : de departementen, de defensie- en veiligheidszones en de departementale brand- en hulpdiensten (Sdis) die grenzen aan België.
De hulpverlening van het ene land aan het andere land beperkt zich niet tot het verlenen van versterking, maar kan ook bestaan uit het echt in handen nemen van de interventie door de eerste hulpverleners die ter plaatse kunnen komen. Als er bijvoorbeeld een brand gemeld wordt in een huis in België en een Franse brandweerkazerne dichtstbij is, kunnen de lokale autoriteiten voorzien dat een Franse dienst gestuurd wordt die sneller ter plaatse kan aankomen dan de Belgische dienst.
Bevoegde instanties
Voor België is het in geval van een recurrent risico de instantie die de getroffen hulpverleningszone vertegenwoordigt of de bevoegde noodcentrale 112, die gemachtigd zijn om bijstand te vorderen van Frankrijk. In geval van een punctueel risico is de gouverneur van de getroffen provincie bevoegd.
Voor Frankrijk is het in alle gevallen de prefect van het getroffen departement, via het "centre opérationnel départemental d'incendie", die gemachtigd is bijstand te vorderen van België en, indien er meerdere departementen getroffen zijn, is het de prefect van de betrokken defensie- en veiligheidszone, via het "centre opérationnel de zone".
Uitvoering
Er kunnen voorafgaande verkenningen worden uitgevoerd in de interventiezones in onderling overleg tussen de landen en er kunnen specifieke interventieplannen voor het uitvoeren van hulpverleningsoperaties worden opgesteld.
Wanneer een verzoek om bijstand wordt aanvaard, verstrekken de bevoegde instanties van het bijstandsverlenende land de bevoegde instanties van het verzoekende land de volgende gegevens:
- Het aantal reddingswerkers dat zal worden aangesteld;
- Het type materiaal dat zal worden ingezet;
- Het geschatte tijdstip van aankomst in de interventiezone;
- Eventuele benodigdheden bij aankomst.
De hulpverleningsoperaties worden geleid door de commandant of het hoofd van de hulpverleningsoperaties van het land dat bijstand vraagt. Het bijstandsverlenende land stelt zijn hulpdiensten en hun middelen ter beschikking van deze laatste.
Het land dat bijstand vraagt, moet, binnen de grenzen van zijn middelen, zorgen voor de logistieke behoeften die nodig zijn voor het inzetten van buitenlandse hulp.
Belgische en Franse hulpdiensten maken gebruik van hun eigen interventiemiddelen en -procedures.
Samenwerking
Om hun gezamenlijke uitvoering te consolideren, wisselen de Belgische en Franse hulpdiensten informatie en goede praktijken uit. Dat gebeurt met name door stagiairs uit het andere land op te vangen, gezamenlijke oefeningen en vergaderingen.
Financiering
Elk land draagt, binnen de grenzen van zijn budgettaire middelen, de kosten die het maakt voor de uitvoering van de bepalingen van de regeling.